Page images
PDF
EPUB

hem: Indien de zaak des men- | If the case of the man be so with schen met de vrouw alzoo staat, his wife, it is not good to marry. zoo is 't niet oorbaar te trouwen. 11 Doch hij zeide tot hen: Allen vatten dit woord niet, maar dien het gegeven is.

11 But he said unto them, All men cannot receive this saying, save they to whom it is given.

12 Want er zijn gesnedenen, die 12 For there are some eunuchs, uit moeders lijve alzoo geboren which were so born from their mozijn; en er zijn gesnedenen, die ther's womb: and there are some van de menschen gesneden zijn; eunuchs, which were made euen er zijn gesnedenen, die zich zel- nuchs of men: and there be euven gesneden hebben om het ko-nuchs, which have made themningrijk der hemelen. Die dit vat-selves eunuchs for the kingdom of ten kan, vatte het. He that is able to receive it, let him receive it.

13 Toen werden kinderkens tot hem gebragt, opdat hij de handen hun zoude opleggen, en bidden; en de discipelen bestraften dezelve.

14 Maar Jezus zeide: Laat af van de kinderkens, en verhindert hen niet tot mij te komen; want derzulken is het koningrijk der hemelen. 15 En als hij hun de handen opgelegd had, vertrok hij van daar. 16 En ziet, daar kwam een tot hem, en zeide tot hem: Goede meester! wat zal ik goeds doen, opdat ik het eeuwige leven hebbe? 17 En hij zeide tot hem: Wat noemt gij mij goed? niemand is goed dan één, namelijk God. Doch wilt gij in het leven ingaan, onderhoud de geboden.

18 Hij zeide tot hem: Welke ? En Jezus zeide: Deze : Gij zult niet dooden; gij zult geen overspel doen; gij zult niet stelen; gij zult geen valsch getuigenis geven;

19 Eer uwen wader en moeder; en, gij zult uwen naaste liefhebben als u zelven.

20 De jongeling zeide tot hem: Alle deze dingen heb ik onderhouden van mijne jongheid af; wat ontbreekt mij nog?

21 Jezus zeide tot hem: Zoo gij wilt volmaakt zijn, ga henen, verkoop wat gij hebt, en geef het den armen, en gij zult eenen schat hebben in den hemel; en kom herwaarts, volg mij.

[ocr errors]

heaven's sake.

13 Then were there brought unto him little children, that he should put his hands on them, and pray and the disciples rebuked them.

14 But Jesus said, Suffer little children, and forbid them not, to come unto me: for of such is the kingdom of heaven,

15 And he laid his hands on them, and departed thence.

16 ¶ And behold, one came and said unto him, Good Master, what good thing shall I do that I may have eternal life?

17 And he said unto him, Why callest thou me good? there is none good but one, that is, God: but if thou wilt enter into life, keep the commandments.

18 He saith unto him, Which? Jesus said, Thou shalt do no murder, Thou shalt not commit adultery, Thou shalt not steal, Thou shalt not bear false witness,

19 Honour thy father and thy mother: and, Thou shalt love thy neighbour as thyself.

20 The young man saith unto him, All these things have I kept from my youth up: what lack I yet?

21 Jesus said unto him, If thou wilt be perfect, go and sell that thou hast, and give to the poor, and thou shalt have treasure in heaven: and come and follow me.

4

22 Als nu de jongeling dit woord hoorde, ging hij bedroefd weg; want hij had vele goederen.

23 En Jezus zeide tot zijne discipelen Voorwaar ik zegge u, dat een rijke zwaarlijk in het koningrijk der hemelen zal ingaan.

24 En wederom zegge ik u: Het is ligter, dat een kemel ga door het oog van eene naald, dan dat een rijke inga in het koningrijk Gods.

25 Zijne discipelen nu dit hoorende, werden zeer verslagen, zeggende: Wie kan dan zalig worden? 26 En Jezus, hen aanziende, zeide tot hen Bij de menschen is dat onmogelijk, maar bij God zijn alle dingen mogelijk.

27 Toen antwoordde Petrus en zeide tot hem: Zie, wij hebben alles verlaten, en zijn u gevolgd; wat zal ons dan geworden?

28 En Jezus zeide tot hen: Voorwaar ik zegge u, dat gij die mij gevolgd zijt, in de wedergeboorte, wanneer de Zoon des menschen zal gezeten zijn op den troon zijner heerlijkheid, dat gij ook zult zitten op twaalf troonen, ordeelende de twaalf geslachten Israëls. 29 En zoo wie zal verlaten hebben huizen, of broeders, of zusters, of vader, of moeder, of vrouw, of kinderen, of akkers, om mijns naams wille, die zal honderdvoud ontvangen, en het eeuwige leven beërven.

30 Maar vele eersten zullen de laatsten zijn, en vele laatsten de

eersten.

22 But when the young man heard that saying, he went away sorrowful: for he had great possessions. 23 Then said Jesus unto his disciples, Verily I say unto you, That a rich man shall hardly enter into the kingdom of heaven.

24 And again I say unto you, It is easier for a camel to go through the eye of a needle, than for a rich man to enter into the kingdom of God.

25 When his disciples heard it, they were exceedingly amazed, saying, Who then can be saved?

26 But Jesus beheld them, and said unto them, With men this is impossible, but with God all things are possible.

27 ¶ Then answered Peter, and said unto him, Behold, we have forsaken all, and followed thee; what shall we have therefore?

28 And Jesus said unto them, Verily I say unto you, That ye which have followed me in the regeneration, when the Son of man shall sit in the throne of his glory, ye also shall sit upon twelve thrones, judging the twelve tribes of Israel.

29 And every one that hath forsaken houses, or brethren, or sisters, or father, or mother, or wife, or children, or lands, for my name's sake, shall receive an hundredfold, and shall inherit everlasting life.

30 But many that are first shall be last, and the last shall be first.

HOOFDSTUK XX.

ANT het koningrijk der he

WAN

CHAPTER XX. OR the kingdom

melen is gelijk een heer des F like unto ma of theaven is

huizes, die met den morgenstond uitging, om arbeiders te huren in zijnen wijngaard.

2 En als hij met de arbeiders eens geworden was, voor eenen penning des daags, zond hij ze henen in zijnen wijngaard.

householder, which went out early in the morning to hire labourers into his vineyard.

2 And when he had agreed with the labourers for a penny a day, he sent them into his vineyard.

3 En uitgegaan zijnde omtrent de derde ure, zag hij anderen ledig staande op de markt.

4 En hij zeide tot dezelve: Gaat gij ook henen in den wijngaard, en zoo wat regt is, zal ik u geven. En zij gingen.

5 Wederom uitgegaan zijnde omtrent de zesde en negende ure, deed hij desgelijks.

6 En uitgegaan zijnde omtrent de elfde ure, vond hij anderen ledig staande, en zeide tot hen: Wat staat gij hier den geheelen dag ledig?

7 Zij zeiden tot hem: Omdat ons niemand gehuurd heeft. Hij zeide tot hen: Gaat ook gij henen in den wijngaard, en zoo wat regt is, zult gij ontvangen.

8 Als het nu avond geworden was, zeide de heer des wijngaards tot zijnen rentmeester: Roep de arbeiders, en geef hun den loon, beginnende van de laatsten tot de

eersten.

9 En als zij kwamen, die ter elfde ure gehuurd waren, ontvingen zij ieder eenen penning.

10 En de eersten komende meenden, dat zij meer ontvangen den; en zij zelven ontvingen ook elk eenen penning.

3 And he went out about the third hour, and saw others standing idle in the market-place,

4 And said unto them, Go ye also into the vineyard; and whatsoever is right, I will give you. And they went their way.

5 Again he went out about the sixth and ninth hour, and did likewise.

6 And about the eleventh hour he went out, and found others standing idle, and saith unto them, Why stand ye here all the day idle?

7 They say unto him, Because no man hath hired us. He saith unto them, Go ye also into the vineyard; and whatsoever is right, that shall ye receive.

8 So when even was come, the lord of the vineyard saith unto his steward, Call the labourers, and give them their hire, beginning from the last unto the first.

9 And when they came that were hired about the eleventh hour, they received every man a penny.

10 But when the first came, they zou-supposed that they should have received more; and they likewise received every man a penny. 11 And when they had received it, they murmured against the good man of the house,

11 En dien ontvangen hebbende, murmureerden zij tegen den heer des huizes,

12 Zeggende: Deze laatsten hebben maar één uur gearbeid, en gij hebt ze ons gelijk gemaakt, die den last des daags en de hitte gedragen hebben.

13 Doch hij antwoordende zeide tot éénen van hen: Vriend! ik doe u geen onregt; zijt gij niet met mij eens geworden voor eenen penning?

14 Neem het uwe en ga henen. Ik wil dezen laatsten ook geven, gelijk als u.

[ocr errors]

15 Of is 't mij niet geoorloofd te doen met het mijne, wat ik wil? Of is uw oog boos, omdat ik goed ben?

12 Saying, These last have wrought but one hour, and thou hast made them equal unto us, which have borne the burden and heat of the day.

13 But he answered one of them, and said, Friend, I do thee no wrong: didst not thou agree with me for a penny?

14 Take that thine is, and go thy way: I will give unto this last, even as unto thee.

15 Is it not lawful for me to do what I will with mine own? is thine eye evil because I am good?

16 Alzoo zullen de laatsten de eersten zijn, en de eersten de laatsten; want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren.

17 En Jezus, opgaande naar Jeruzalem, nam tot zich de twaalf discipelen alleen op den weg, en zeide tot hen:

18 Ziet wij gaan op naar Jeruzalem, en de Zoon des menschen zal den overpriesteren en schriftgeleerden overgeleverd worden, en zij zullen hem ter dood veroordeelen;

19 En zij zullen hem den heidenen overleveren, om hem te bespotten en te geeselen, en te kruisigen; en ten derden dage zal hij weder opstaan.

20 Toen kwam de moeder der zonen van Zebedeüs tot hem met hare zonen, hem aanbiddende, en begeerende wat van hem.

21 En hij zeide tot haar: Wat wilt gij? Zij zeide tot hem: Zeg, dat deze mijne twee zonen zitten mogen, de één tot uwe regter-, en de andere tot uwe linker hand in uw koningrijk.

22 Maar Jezus antwoordde en zeide: Gijlieden weet niet wat gij begeert; kunt gij den drinkbeker drinken, dien ik drinken zal, en met den doop gedoopt worden, waarmede ik gedoopt worde? Zij zeiden tot hem: Wij kunnen. 23 En hij zeide tot hen : Mijnen drinkbeker zult gij wel drinken, en met den doop, waarmede ik gedoopt worde, zult gij gedoopt worden; maar het zitten tot mijne regter-, en tot mijne linker hand, staat bij mij niet te geven; maar het zal gegeven worden dien het bereid is van mijnen Vader.

24 En als de overige tien dat hoorden, namen zij het zeer kwalijk van de twee broeders.

25 En als Jezus hen tot zich geroepen had, zeide hij: Gij weet, dat de oversten der volkeren heerschappij voeren over hen, en de grooten gebruiken magt over hen.

16 So the last shall be first, and the first last: for many be called, but few chosen.

17 And Jesus going up to Jerusalem, took the twelve disciples apart in the way, and said unto them,

18 Behold, we go up to Jerusalem; and the Son of man shall be betrayed unto the chief priests, and unto the scribes, and they shall condemn him to death,

19 And shall deliver him to the Gentiles to mock, and to scourge, and to crucify him: and the third day he shall rise again.

20 T Then came to him the mother of Zebedee's children, with her sons, worshipping him, and desiring a certain thing of him.

21 And he said unto her, What wilt thou? She saith unto him, Grant that these my two sons may sit, the one on thy right hand, and the other on the left, in thy kingdom.

Are

22 But Jesus answered and said, Ye know not what ye ask. ye able to drink of the cup that I shall drink of, and to be baptized with the baptism that I am baptized with? They say unto him, We are able.

23 And he saith unto them, Ye shall drink indeed of my cup, and be baptized with the baptism that I am baptized with: but, to sit on my right hand, and on my left, is not mine to give, but it shall be given to them for whom it is prepared of my Father.

24 And when the ten heard it, they were moved with indignation against the two brethren.

25 But Jesus called them unto him, and said, Ye know that the princes of the Gentiles exercise dominion over them, and they that are great exercise authority upon them.

26 Doch alzoo zal 't onder u niet zijn; maar zoo wie onder u zal willen groot worden, die zij uw dienaar;

27 En zoo wie onder u zal willen de eerste zijn, die zij uw dienstknecht;

28 Gelijk de Zoon des menschen niet is gekomen om gediend te worden, maar om te dienen, en zijne ziel te geven tot een rantsoen voor velen.

29 En als zij van Jericho uitgingen, is hem eene groote schare gevolgd.

30 En ziet, twee blinden, zittende aan den weg, als zij hoorden, dat Jezus voorbijging, riepen, zeggende Heere, gij Zone Davids!

ontferm u onzer.

31 En de schare bestrafte hen, opdat zij zwijgen zouden; maar zij riepen te meer, zeggende: Ontferm u onzer, Heere, gij Zone Davids!

32 En Jezus, stille staande, riep ze en zeide: Wat wilt gij, dat ik u doe?

33 Zij zeiden tot hem: Heere! dat onze oogen geopend worden. 34 En Jezus, innerlijk bewogen zijnde met barmhartigheid, raakte hunne oogen aan; en terstond werden hunne oogen ziende, en zij volgden hem.

HOOFDSTUK XXI.

N als zij nu Jeruzalem genaak. Bethphage, aan den olijfberg, toen zond Jezus twee discipelen, zeggende tot hen:

2 Gaat henen in het vlek, dat tegen u over ligt, en gij zult terstond eene ezelin gebonden vinden, en een veulen met haar; ontbindt ze, en brengt ze tot mij.

3 En indien u iemand iets zegt, zoo zult gij zeggen, dat de Heere dezen van noode heeft, en hij zal ze terstond zenden.

4 Dit alles is nu geschied, opdat

[blocks in formation]

28 Even as the Son of man came not to be ministered unto, but to minister, and to give his life a ransom for many.

29 And as they departed from Jericho, a great multitude followed him.

30 ¶ And behold, two blind men sitting by the way-side, when they heard that Jesus passed by, cried out, saying, Have mercy on us, O Lord, thou son of David.

31 And the multitude rebuked them, because they should hold their peace: but they cried the more, saying, Have mercy on us, O Lord, thou son of David.

32 And Jesus stood still, and called them, and said, What will ye that I shall do unto you?

33 They say unto him, Lord, that our eyes may be opened.

34 So Jesus had compassion on them, and touched their eyes: and immediately their eyes received sight, and they followed him.

CHAPTER XXI.

AND when they drew nigh un

to Jerusalem, and were come to Bethphage, unto the mount of Olives, then sent Jesus two disciples,

2 Saying unto them, Go into the village over against you, and straightway ye shall find an ass tied, and a colt with her: loose them, and bring them unto me.

3 And if any man say aught unto you, ye shall say, The Lord hath need of them; and straightway he will send them.

4 All this was done, that it might

« PreviousContinue »